VERZAMELEN - (verzamelde, heeft verzameld), bijeenbrengen; geld, schaften, boeken verzamelen; zijne vrienden, aanhangers, vertrouwden verzamelen;
— bijeenkomen : de lichtstralen verzamelen zich in het brandpunt;
— zijne gedachten verzamelen, zich bezinnen;
— hij werd tot zijne vaderen verzameld, in den grafkelder bijgezet. VERZAMELING, v. (-en), het verzamelen; vergadering, bijeenkomst; menigte : eene schoons verzameling boeken, schilderijen, postzegels, eieren; verzameling rekenopgaven; (heelk.) ophooping (van kwade stoffen). VERZAMELINGETJE, o. (-s).