VASTHOUDEN - (hield vast, heeft vastgehouden), met de handen aanvatten, opdat het niet valle : houd het kind even vast; ook van andere voorwerpen gezegd die tot steun van iets dienen : de ankers zijn bestemd om den muur vast te houden;
— gevangennemen, houden;
— zijn stuk (of ook eindje) wel vasthouden, zijne zaak goed verdedigen; zich aan iets vasthouden, zich klemmen aan; (fig.) volharden bij.