Rondscharrelen - (scharrelde rond, heeft rondgescharreld), met moeite rondkomen: hij kan een beetje in de kamer rondscharrelen; de inkomsten waren gering, wij hebben moeten rondscharrelen ;
— hij scharrelde den heelen dag in den tuin rond, was daar voortdurend met het een of ander bezig:
— nu moet je maar wat rondscharrelen, je zelf voorthelpen;
— ze scharrelen vreemd met hem rond, gaan vreemd met hem om.