Gepubliceerd op 29-11-2018

Roep

betekenis & definitie

Roep - m. het roepen : de roep van den koekoek, van den roerdomp ; nieuws, tijding : de roep gaat, dat..., het gerucht loopt;

— de eerste roep van den nachtwacht, de eerste verkondiging van het uur door den nachtwacht;
— (R.K.) huwelijksafkondiging in de parochiekerk op 3 achtereenvolgende zon- of feestdagen, waarbij de geloovigen worden verzocht om mogelijke beletselen aan den pastoor kenbaar te maken : de roepen hebben gegaan;
— de openbare meening omtrent iets of iem. : er ging een groote roep van uit, het werd hoog geprezen ;
— na het onheil te Parijs was de algemeene roep, dat de overheid scherper toezicht moest houden ;
— daar zult ge een roep over hooren, dat zult ge nog eens hooren prijzen;
— in 't heele land was maar één roep, dat..., de openbare meening was overal gelijk en wel, dat...;
— in een kwaden roep staan, niet gunstig bekend staan ;
— iem. in een kwaden roep brengen, hem belasteren.