Praktijk - v. beroepswerkzaamheid: de praktijk uitoefenen; ik heb eene ruim 30-jarige praktijk; inz. de beroepswerkzaamheid van een dokter, een advocaat: die dokter heeft eene drukke, groote praktijk, veel te doen hebben: kwade praktijken, oneerlijke middelen;
— de praktijk overdoen. de patiënten; cliënten van een advocaat, procureur, notaris.