Gepubliceerd op 22-11-2018

Pomp (1)

betekenis & definitie

Pomp (1) - v. (-en), (gew.) holle houten buis tot doorlating van water in een dijk;

werktuig om vloeistoffen van eene lagere plaats door eene buis naar eene hoogere te brengen door het op en neer bewegen van een in de buis juist sluitend lichaam : zuigpomp; perspomp; de pomp is overvoed, laf, lens, onklaar, werkt niet;
— brui naar de pomp ! loop heen en doe uw werk;
— loop naar de pomp en drink je nuchteren, kwast !, ga door met je praatjes;
— hij weet van pomp noch pompstok, hij weet van niets, is zeer dom. POMPJE, o. (-s).

< >