Polder (1) - Polder m. (-s), (Zuidn.) hoenderkot: een staak met een strooien dak van boven, op de wijze van een open regenscherm, waaronder de hoenders roesten op sprenkels;
— (gew.) losse houten vloer op een anderen van steen;
— (zeew.) paal van boven iets dikker dan in ’t midden om er een touw om vast te leggen, meerpaal;
— polderboom. POLDERTJE, o. (-s).