Pleiten (pleitte, heeft gepleit), voor eene rechtbank eene zaak voeren, behandelen, bepleiten: de advocaat heeft gepleit (beweerd) dat…; over, om, wegens iets pleiten;
— voor een deugniet pleiten, te zijnen voordeele spreken;
— (fig.) dat pleit voor hem, spreekt te zijnen voordeele;
— de schijn pleit tegen hem, is in zijn nadeel.