Gepubliceerd op 22-11-2018

Piepen (1)

betekenis & definitie

Piepen (1) - Piepen (piepte, heeft gepiept), een dun scherp geluid geven (als muizen of jonge vogels): de muizen piepen;

— (gemeenz.) zij piept gauw, bij het minste klaagt zij al;
— piepen van angst; schreeuwen; zij piepen van den honger, zij hebben een geweldigen honger;
— (spr.) zoo als de ouden zongen, piepen de jongen, wat de ouden (goed) deden, volgen de jongen (gebrekkig) na;
— kraken: de deur piept; nieuwe schoenen piepen;
— (gemeenz.) hij heeft hem gepiept, is stil weggegaan, heimelijk vertrokken;
— (gemeenz.) maffen, slapen.

< >