Overdruk (2) - Overdruk m. (-ken), afdruk; inz. van een opstel uit een tijdschrift, een vakblad enz.: overdrukken hiervan zijn verkrijgbaar gesteld à 17 ½ cent;
— (nat.) de drukking, spanning van een gas, grooter dan de dampkringsdrukking;
— (stoomw.) de werkelijke spanning van den stoom die kracht kan uitoefenen. OVERDRUKJE, o. (-s). een afdruk van geringen omvang.