Gepubliceerd op 22-11-2018

Os

betekenis & definitie

Os m. (-sen), gesneden rund van het mannelijk geslacht; jonggesneden stier of bul, dien men vetmest of als trekdier gebruikt; wilde os, een os, welke bij troepen in Litthauen gevonden wordt;

— (fig.) domoor, ezelskop; hij is een domme os, zoo dom als een os, een rechte os, hij is zeer dom;
— hij slaapt als een os, hij slaapt bijzonder vast;
— (Zuidn.) een zuur, norsch, onvriendelijk mensch;
— (spr.) van den os op den ezel springen, van den hak op den tak springen;
— de ossen achter den ploeg spannen, de zaak verkeerd aanpakken;
— (Zuidn.) als ‘t lukt, dan kalft de os, gezegd van iets, dat men voor onmogelijk houdt.