Opnemen (nam op, heeft opgenomen), omhoognemen, van eene oppervlakte wegnemen : een boek opnemen, om te zien of er wat onder ligt;.
— een kleed, een tapijt opnemen, van den grond nemen om het goed uit te kloppen;
— de japon opnemen, omdat zij sleept, (ook) haar korter maken;
— een gordijn, eene vlag op drie plaatsen opnemen, om te drapeeren;
— eenige draden tegelijk opnemen, bij het naaien of borduren;
— een steek opnemen, om dien te herstellen;
— een oogenblik de krant opnemen, in de hand nemen om te lezen;
— de pen opnemen, om te schrijven;
— (kaartsp.) ik zal het spel voor u opnemen, om voort te spelen, het spel te vervolgen in uwe plaats;
— (fig.) het voor iem. opnemen, zijne partij kiezen; het tegen iem. durven opnemen, zich met hem durven meten;
— den draad van een gesprek weer opnemen, het gesprek vervolgen, voortzetten;
— zijn vroeger vak opnemen, dit weer uitoefenen;
—oprapen, wegnemen : een papier van den vloer opnemen;
— den handschoen voor iem. opnemen, zie HANDSCHOEN;
— het op zijn gemak opnemen, zich niet druk voor iets maken;
— hij neemt het te druk op, beijvert zich te veel, spant zich te veel in;
— (jag.) het opvatten van den dresseerbok of eenig wild om het te apporteeren;
— opbetten en droogmaken : er is melk gemorst, neem het even op;
— het vuil van den grand opnemen, met spons en zeemlap opdoen;
— den grond, den vloer opnemen, opdweilen;
— men wordt hier opgenomen van den tocht, het is hier erg tochtig;
— opbreken en wegnemen om te herstellen : den vloer, de straat, het plaveisel opnemen;
—meten en in teekening brengen: een vloer, een stuk land opnemen;
— onderzoeken en in kaapt brengen : een bosch, eene kust, eene landstreek opnernen;
— eene vesting opnemen, de voornaamste verdedigingsmiddelen en bijzonderheden in oogenschouw nemen en teekenen;
— iets opnemen, (bij het photographeeren) er eene afbeelding van maken;
— een zerk opnemen, het opschrift opteekenen;
— nazien, onderzoeken : de boeken van eene failliete firma opnemen; de rekening opnemen;
— de brandschade opnemen, nazien, onderzoeken en. een zeker bedrag er voor vaststellen;
— huizen opnemen, schatten ;
— samen tellen : de stemmen opnemen;
— bekijken, waarnemen : iets goed, van alle kanten opnemen;
— iets in scherts, in ernst opnemen, hot van die zijde beschouwen, het als scherts, ernst opvatten;
— iets verkeerd opnemen, het misverstaan, er eene verkeerde uitlegging aan geven;
— iets goed. kwalijk opnemen, als zoodanig beoordeelen, uitleggen, verklaren;
— iets hoog opnemen,, zeer ernstig;
— iem. van alle kanten opnemen, hem nauwgezet bezien;
—geld opnemen, tegen intrest leenen; (ook) een zeker bedrag van ’t loon te voren opvragen:
— een schip opnemen, voor eene bepaalde reis huren;
— de Rijn neemt veel zijrivieren op, ontvangt daarvan zijn water;
— iem. ir een gezin, in eene vereeniging opnemen, hem daar toegang verleenen (als lid);
— iem. in een gesticht doen opnemen, hem daar plaatsen;
— (Bijb.) hij is in heerlijkheid opgenomen, in den hemel opgenomen, (ook) hij is zalig overleden;
— iem. van de straat opnemen, een vondeling of iem. die arm en berooid is, tot zich nemen en verzorgen;
— iets in een boek opnemen, vermelden, plaatsen;
— de redactie wilde het artikel niet opnemen. niet plaatsen;
— dit woord is sedert in onze taal opgenomen, gebezigd, in gebruik genomen;
— een jong paar in ondertrouw opnemen, in het register van den Burgerlijken stand, als toekomstige echtgenooten inschrijven;
— (gew.) zich eene gewoonte maken van iets te zeggen of te doen; die mode neemt op, raakt in zwang;
— zijne zaak zal wel opnemen, vooruitgaan;
— dat boek neemt erg op, wordt veel gevraagd, gekocht, gebruikt.