bn. bw. (-er, -st), in strijd met de wet: een huwelijk onwettig verklaren; onwettige reglementen; niet op wettige wijze iets zijnde : de Sterrekamer, eene onwettige rechtbank in burgerlijke zaken;
— buiten wettig huwelijk verwekt of geboren : het kind, hetwelk driehonderd dagen na de ontbinding des huwelijks wordt geboren, is onwettig;
— (Z. A.) vrijpostig, aanmatigend;
— bw. op eene wijze die met de wet in strijd is : onwettig verkregen goed.
ONWETTIGHEID, v. het onwettig zijn;
— (mv. ...heden), onwettige handeling.
ONWETTIGLIJK, bw.