(ontstemde, heeft en is ontstemd), (van muziekinstrumenten) eene of meer der snaren de vereischte toonhoogte doen verliezen : een ontstemd speeltuig;
— iem. in eene onaangename stemming brengen : hoe goed hij gespeeld had, als hij verloor was hij ontstemd en wrevelig. ONTSTEMMING, v.