Gepubliceerd op 01-11-2018

Omhaal

betekenis & definitie

omhaal, m. de woelige beslommering van iem., die meer dan gewoonlijk te beredderen heeft, inz. in huishoudelijke zaken; omslag, drukte; omhaal maken, omslag of drukte maken;

— (fig.) het noodeloos en omslachtig te pas brengen van allerlei zaken bij het onderwerp, waarover men spreekt of schrijft, het overhoophalen van dingen, die niets of weinig ter zake doen; met een grooten omhaal van woorden, met noodeloozen omslag, met eene menigte woorden, die tot de zaak niets toe- of afdoen; zonder (veel) omhaal van woorden, kort en bondig;
— (...halen), (in de schrijfkunst) een haal of trek, die in de rondte gaat, eene sierlijke krul;
— (overdr.) bocht, kronkeling, in 't algemeen, in tegenstelling van de rechte lijn.
OMHAALTJE, o. (-s).