Ombabbelen (babbelde om, heeft omgebabbeld), her- en derwaarts over iets babbelen, er bij verschillende personen over praten, en bij den een dit, bij den ander dat klappen: sinds die oude klappeien er in omgebabbeld hebben, is de onschuldige zaak tot ik weet niet wat geworden;
— (fig.) er in ombabbelen, in ’t wilde over iets babbelen, zonder na te denken over ’t geen men zegt;
— iets babbelend rondvertellen: met die lui is niets geheim te houden, zij hebben alles weer dadelijk omgebabbeld.