Gepubliceerd op 27-09-2018

Munt (1)

betekenis & definitie

Munt v. (-en), een van een stempel voorzien stuk metaal dat als ruilmiddel dienst doet, geslagen geld: gouden, zilveren, koperen, bronzen munten; hij verzamelt oude munten; munten slaan, stempelen;

— klinkende munt, baar geld, specie;
— (fig.) iets voor goede of gangbare munt aannemen, iets dat gezegd wordt, gelooven;
— iem. met gelijke munt betalen, hem op dezelfde wijze behandelen of bejegenen;
— munt uit iets slaan, voordeel uit iets trekken;
— stempel op muntstukken, zie kruis;
plaats waar het geld gemunt wordt: de munt te Utrecht; een eigenaardigen indruk maakt in eene munt het zoogenaamde biljoen-depot. MUNTJE, o. (-s), kleine munt; muntbiljet.

< >