Gepubliceerd op 27-09-2018

Middag

betekenis & definitie

Middag m. (-en), het midden van den dag, tijdstip, waarop de zon hare grootste hoogte bereikt heeft;

— ware middag, de tijd, waarop de zon zich werkelijk in den meridiaan bevindt;
— middelbare middag, de tijd, waarop het middag zijn zoude, indien de zon zich regelmatig in de ecliptica bewoog en deze met den equator samenliep;
— het is middag, het is twaalf uur;
— (fig.) de middag des levens, de mannelijke ouderdom;
— des middags, te 12 uur;
— namiddag, de tijd die op het eigenlijke middaguur volgt, van 12 tot 5 of 6 uur; ik heb nu geen tijd, ik kom van middag wel eens bij je; hij is er een heelen middag geweest. MIDDAGJE, o. (-s).