Lijvig bn. (-er, -st), dik, zwaar van lijf of buik eene lijvige vrouw;
— (fig.) zwaar, dik: een lijvig boekdeel; een lijvig rapport, omvangrijk, uitvoerig; (van vloeistoffen en dranken) dik, stevig lijvige stroop. LIJVIGHEID, v. dikbuikigheid; dikte: zwaarte.