LICHTVAARDIG, bn. bw. (-er, -st), onberaden, ondoordacht, zonder overleg: uwe hartstochtelijkheid verleidt u telkens tot lichtvaardig oordeElen; lichtvaardig een eed doen;
— ongodsdienstig;
— los en licht van zeden;
— vermetel, roekeloos: lichtvaardig handelen.