1. LEUNING, v. het leunen.
2. LEUNING, v. (-en), waarop men leunt of waaraan men zich vasthoudt (inz. aan eene trap, eene stoep enz. ter voorkoming van vallen); brugleuning; trapleuning; zijleuning;
— (zeew.) verschansing. LEUNINKJE, o. (-s).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: