Van Dale 1898 Groot woordenboek der Nederlandsche taal Gepubliceerd op 13-09-2018 Kin betekenis & definitie KIN, v. (-nen), gedeelte van het hoofd onder den mond eene spitse kin; het kuiltje in de kin; — (zeew.) voorste gedeelte van de kiel, voorstevenknie. KINNETJE, o. (-s), kleine kin. Gerelateerd Betekenis van Kin Synoniemen van Kin Spelling van Kin Spreekwoorden met Kin Lukraak woord