KHAN, m. (-s), Tartaarsch vorst: de Mongoolsche souvereinen dragen den naarn van Khankhan, opperhoofd der opperhoofden; de Perzische vorsten noemen zich ilkhan, grootvorst;
— (ook) Oostersche herberg, doorgaans tot opneming der karavanen bestemd;
— Oostersche marktplaats of bazaar.