KANKER, m. een kwaadaardig woekergezwel dat zich spoedig uitbreidt en snel tot ontbinding en verettering overgaat: kanker is nieuwvorming in de normale weefseldeelen die daardoor vernield worden; kanker is nog altijd ongeneeslijk; iem. van kanker opereeren; kanker uitsnijden;
— (fig.) een moreel kwaad dat voortwoekert en om zich grijpt, vaak ongeneeslijk blijkt: jenever is een kanker voor de lagere volksklassen;
— woekering aan planten of boomen;
— iem. die kankert.