Gepubliceerd op 24-02-2020

Huishouden

betekenis & definitie

Het begrip huishouden heeft 2 verschillende betekenissen:

1. huishouden - HUISHOUDEN, o. het bestuur des huizes: de oudste dochter neemt het huishouden waar;
— , (-s), huishouding: zij gaat op in haar huishouden; ’t is het huishouden van Jan Steen (of van Keja), gezegd van een huishouden, waar orde, netheid en tucht ontbreken;
— wat tot de huishouding behoort, huisraad : al zijn huishouden is voor schuld verkocht;
— huisgezin : een aardig huishouden; 't is een man met een huishouden; dat huis wordt door drie huishoudens bewoond. HUISHOUDENTJE, o. (-s).

2. huishouden - HUISHOUDEN, (hield huis, heeft huisgehouden), het huis besturen, regelen : zuinig huishouden;
— dat helpt huishouden, brengt voordeel aan; vgl. HUIS (6de alin.).