HINDERNIS, v. (-sen), belemmering, stoornis: ruim de hindernissen uit den weg;
— een wedren met hindernissen, waarbij de harddravers over heggen, grachten en andere belemmeringen moeten springen; eene reis met hindernissen, met allerlei oponthoud en avonturen;
— iets wat aanstoot of ergernis geeft: de ergste hindernissen uit de Grondwet verwijderen.