HERDERSAMBT, o. (-en), het ambt van geestelijke hij bekleedt het herdersambt;
...DICHT, o. (-en),
...DICHTJE, o. (-s), een gedicht waarin de eenvoudige zeden der herders geschilderd worden (modepoëzie in de 17de en 18de eeuw, in navolging der klassieken);
...FLUIT, v. (-en), fluit van een herder; schalmei; benaming der waterweegbree (alisma plantago);
...GOD, o. (fab.) de god der herders, Pan;
...HOND, m. (-en), eene bepaalde soort van hond, die ter bewaking der schaapskudden wordt gebruikt;
...HUT, v. (-ten), waarin de herder woont of voor het weder kan schuilen;
...JONGEN, m. (-s), jonge helper van een herder;
...KNAAP, m. (...knapen), jonge herder;
...KOUT, m. gesprek tusschen herders (in de litteratuur; ook in dichtmaat);
...LEVEN, o. het leven der herders;
...LIED, o. (-eren),
...LIEDJE, o. (-s), lied dat de herders zingen;
...SPEL, o. (-en), (letterk.) soort van tooneelstuk waarin herders en herderinnen handelend optreden, pastorale; .. .SPIN, v. (-nen), hooiwagen (opilio parietinum), eene bastaardspin;
...STAF, m. (...staven), herdersstok; (fig.) de staf van een geestelijken herder, bisschopsstaf;
...STOK, m. (-ken), een stok met een schopje aan het einde, gelijk de herders dragen;
...TASCH, v. (...tasschen), tasch van een herder;
— benaming van zekere plant, taschjeskruid (capsella bursa pastoris);
...VOLK, o. de herders en herderinnen;
—, (-en), een volk van herders, nomaden;
...ZANG, m. (-en), herdersdicht.