HARDNEKKIG, bn. bw. (-er, -st), halsstarrig, onverzettelijk (van personen); (fig.) een hardnekkig gevecht, dat tot het uiterste wordt volgehouden;
— eene hardnekkige koorts, die van geen wijken weet;
— eene hardnekkige hoestbui, die maar niet ophoudt;
— bw. op hardnekkige wijze: hij hield hardnekkig vol. HARDNEKKIGHEID, v.