m. (-en), zekere vogel, een vink met roode borst (pyrrhula vulgaris), ook bloedvink geheeten;
— (ook) eene soort van sierduiven; (scherts.) officier van de rijdende artillerie, van wege de gouden uitmonstering;
— (scherts.) een rijke vrijer of vrijster ’t is een goudvink;
— (ook) een goudstu zijne goudvinken zijn gevlogen, zijn geld is op;
— dat is de goudvink, (bij eene openbare verkooping) het beste perceel.