Van Dale 1898 Groot woordenboek der Nederlandsche taal Gepubliceerd op 06-09-2018 Glanzig betekenis & definitie GLANZIG, bn. (-er, -st), glans hebbende, blinkend glanzig als satijn; glanzig haar; — het glanzige vee. dat blinkt van gezondheid. GLANZIGHEID, v. Gerelateerd Betekenis van Glanzig Synoniemen van Glanzig Lukraak woord