Gepubliceerd op 06-09-2018

Gezamenlijk

betekenis & definitie

GEZAMENLIJK, bw. bn. samen, met elkander zij gingen gezamenlijk op weg;

—bn. de gezamenlijke burgers, alle burgers;
— de gezamenlijke werken van een schrijver, zijne complete werken;
— met gezamenlijke krachten, met vereende krachten;
— een gezamenlijke oorlog, die gemeenschappelijk gevoerd wordt.