GELIJKLOOPEN, (liep gelijk, heeft gelijkgeloopen), (van uurwerken) geregeld loopen, steeds den juisten tijd. aanwijzen;
— (van wegen, vaarten enz.) dezelfde richting volgen de weg loopt gelijk mei de rivier;
— gelijkloopende lijnen, evenwijdige lijnen;
— (van schoeisel) aan den onderkant overal gelijk slijten (het tegenovergestelde van scheefloopen);
— (van oppervlakten, vloeren, gangen enz.) overal dezelfde hoogte hebben, horizontaal zijn.