GELEIDER, m. (-s), persoon die iemand geleidt;
— algemeene benaming van verschillende deelen van werktuigen, die dienen om een ander deel in zijne beweging te geleiden;
— goot of buis om water te doen afvloeien;
— leider van het stagen het razeil;
— uitstek aan de ééne zijde van eene ploegschaaf;
— (nat.) stof die weinig of geen weerstand biedt aan de verspreiding van warmte of electriciteit men verdeelt de stoffen in geleiders en niet-geleiders.