Gepubliceerd op 02-09-2018

Gehecht

betekenis & definitie

GEHECHT, bn. (meer meest -), door banden van liefde, vriendschap of warme genegenheid zich aan een ander verbonden gevoelende (minder sterk dan verknocht, minder standvastig dan verkleefd) een kind is aan zijne ouders of leermeesters, een vriend aan zijn vriend, een meester aan zijn trouwen dienaar gehecht; de olifant is zeer aan zijn kornak gehecht; hond en paard waren aan elkander gehecht;

— aan iets gehecht, zich zoozeer er aan verbonden gevoelende, dat men er noode afstand van zou doen, hetzij uit liefde of waardeering, hetzij, in zwakker opvatting, door neiging en gewoonte; aan zijn vaderland gehecht zijn; hij is zeer gehecht aan zijne geboorteplaats, aan die stad, aan dat dorp; ieder mensch is aan het leven gehecht; zij is zeer aan den godsdienst, aan deugd, plicht enz. gehecht; men moet niet al te zeer aan zijne gewoonten gehecht zijn.