GEDACHTE, v. (-n), de daad van het denken aan iets de gedachte aan vrouw en kind sterkte hem in den levensstrijd;
— het blijvend aandenken, de gedachtenis de gedachte(n) van iets bewaren, voortdurend er aan gedenken;
— in (eeuwige) gedachtein) blijven, in (eeuwige) gedachtenis blijven;
— het nadenken of peinzen: zij was vol gedachten;
— in gedachten) zijn, in gepeins zijn, in zichzelven gekeerd zijn, inz. met het bijdenkbeeld, dat men daardoor in een toestand van afgetrokkenheid verkeert en misslagen begaat; diep in gedachten zijn;
— in gedachten) staan of zitten, in eene onbeweeglijke, hetzij staande of zittende houding in zichzelven gekeerd zijn, in gepeins staan of zitten;
— in diepe gedachten vervallen, verzinken enz., in diep nadenken vervallen, zoodat men van de buitenwereld niets merkt;
— zich in (zijne) gedachten verliezen, er zich geheel in verdiepen;
— verloren, verzonken in gedachten, geheel in zichzelven gekeerd;
— aan zijne gedachten den teugel vieren, den vrijen loop laten;
— iets in gedachten doen, iets doen terwijl men aan iets anders denkt en dus hetzij werktuiglijk, hetzij zonder erg of opzet;
— overweging, het bedenken: de gedachte, dat gij door uw slecht gedrag uw ouders verdriet doet, moest n van het kwade terughouden;
— de daad van het denken, het oordeelen of zijne meening zeggen: waar de pers aan banden ligt, is ook de gedachte niet vrij;
— de daad van het denken of overleggen, overleg, beraad: iets in (zijne) gedachten) nemen, het in overweging nemen, met zichzelven er over te rade gaan;
— eene voorstelling van den geest, hetzij zonder invloed der buitenwereld door de werking van de geestvermogens, inz. het verstand, gevormd, hetzij door onze gewaarwordingen opgewekt: eene gedachte vormen, opwekken, doen ontstaan; eene gedachte uiten: gedachten en gewaarwordingen,
— de schakel der gedachten, de aaneenschakeling van voorstellingen, die door eene ongestoorde werking der geestvermogens worden opgewekt;
— de kring van iemands gedachten, de omvang der voorstellingen van iemands geest, die geringer of uitgebreider is naarmate van zijne ontwikkeling;
— de gedachten binnen in iem., de gedachten die in zijn binnenste ontstaan;
— zich geene gedachte van iets kunnen maken, er zich geene voorstelling of geen denkbeeld van kunnen vormen; eene kortstondige, snelle, vluchtige gedachte; eene aangename, blijde, drukkende, sombere, treurige gedachte; gekke, duivelsche, wereldsche, wellustige gedachten enz.;
— iemands innigste gedachten, zijne geheimste of meest verborgen gedachten;
— eene gedachte van hoop, liefde, troost enz., eene hoopgevende, liefderijke, troostrijke gedachte;
— de tijd van veertien dagen was als eene gedachte omgevlogen, verbazend snel;
— hij wil op zijne gedachten bediend wezen, op zijne wenken;
— (w. g.) zekere gedachten voeden, die koesteren;
— zijne gedachten voor zich houden, ze niet uitspreken, op geenerlei wijze uiten of te kennen geven wat men denkt;
— gedachten zijn slechts (of maar) gedachten, of wel, het zijn slechts (of maar) gedachten, het zijn maar voorstellingen die niet aan de werkelijkheid beantwoorden;
— gedachten zijn tolvrij, ieder heeft de vrijheid om te denken wat bij hem opkomt;
— eene voorstelling van den geest in betrekking tot den inhoud gedacht, een denkbeeld: de gedachte alleen dat gij het zoudt willen doen, knaagt aan mijn hart; ik u bedriegen welk eene gedachte; hoe kan zulk eene gedachte bij u opkomen ?;
— zich met deze of gene gedachten bezighouden, zijn geest met deze of gene voorstellingen bezighouden;
— het denk- of voorstellingsvermogen; de som van iemands gedachten of voorstellingen: de vreugd, de verrukking boeien mijne gedachten, overstelpen mij geheel;
— in zijne gedachten), in zijn geest, in zijne verbeelding, (ook) bij zichzelven, in zijn binnenste: zich in gedachten verplaatsen naar; in (mijne) gedachten druk ik u hartelijk de hand; vloekt den koning niet, zelfs in uwe gedachten;
— met zijne gedachten in eene ideale wereld leven, met de voorstellingen van zijn geest, in zijne verbeelding;
— hij is met zijne gedachten afwezig, hij is afgetrokken;
— waar zijn uwe gedachten ?, waarmede houdt uw geest zich bezig ? waar denkt gij over ?;
— zijne gedachten zijn elders, hij denkt aan andere dingen, enz.;
— dat gaat mijne gedachten te boven, mijn bevattingsvermogen;
— iets in zijne gedachten nemen, er aan gaan denken, het in zijn hoofd krijgen;
— iets in zijne gedachten houden, er voortdurend of telkens aan denken;
— uit de gedachten gaan, er niet meer aan denken;
— nooit uit de gedachten zijn, voortdurend voor den geest staan;
— in de gedachten komen, voor den geest komen;
— in iemands of iem. in de gedachten (op)komen, in zijn geest opkomen, bij iem. opkomen (van plannen of voornemens gezegd, die iem. in het hoofd krijgt);
— zijne gedachten met iets bezighouden, er aan denken, er zijn geest mede bezighouden;
— zijne gedachten verzamelen, alle aandacht op één punt richten;
— zijne gedachten bij elkander houden, zijn geest niet laten afdwalen, rustig en kalm voortdenken;
— zijne gedachten bij iets houden, er zijne geheete aandacht aan wijden;
— zijne gedachten over iets laten gaan, ei over denken; verstrooidheid an gedachten, wanneer men telkens aan iets anders denkt;
— eene voorstelling van den geest, inz. door het denkvermogen opgewekt (inz. in betrekking tot letterkundige gewrochten): eene treffende, juiste, belangrijke gedachte; zijne gedachten ontwikkelen; ik verbaas mij steeds over den rijkdom zijner gedachten; de woorden dienen om gedachten te uiten; eene bloemlezing van allerlei gedachten uit de werken der beste schrijvers;
— (in betrekking tot voortbrengselen van schilderkunst, muziek enz.) het gronddenkbeeld, dat er in is uitgedrukt: dat heerlijke landschap van Ruisdael ademt slechts ééne gedachte, die van rust; dit lied geeft de gedachten des dichters voortreffelijk weer;
— (bijb.) overlegging: iemands gedachten, zijne overleggingen;
— de gedachten des harten, datgene wat in het hart, als den zetel der overleggingen en gewaarwordingen omgaat;
— overlegging, beraming, (bij uitbreiding) voornemen, plan; op de gedachte komen, op het denkbeeld komen, zich voornemen;
— op twee gedachten hinken, in twijfel staan of men het een dan wel het ander zal kiezen, (ook) zich zelven niet gelijk blijven;
— van gedachte zijn, van plan zijn;
—van gedachte, (gedachten) veranderen, van plan veranderen;
— iem. tot andere gedachte brengen, hem van plan doen veranderen:
— daar had ik geene gedachte op, daar dacht ik niet aan;
— (Zuidn.) zijne gedachte hebben, zijn plan gevormd hebben;
— (Zuidn.) zijne gedachte volgen, aan zijn voornemen gevolg geven;
— (Zuidn.) eene gedachte volbrengen, een voornemen ten uitvoer brengen;
— (bijb.) Gods gedachten, Gods raadsbesluiten;
— (bijb.) ene zekere gedachte denken, zich iets voornemen, iets voorhebben;
— (bijb.) eene gedachte {gedachten) over iem. denken, zich voornemen op eene of andere wijze ten opzichte van hem te handelen;
— (bijb.) eene gedachte (gedachten) tegen iem. denken, iets kwaads tegen hem in den zin hebben;
— meening, gevoelen, oordeel, beschouwing, zienswijze ieder drukte zonder de minste omzichtigheid zijne gedachten uit;
— ik was in de gedachte dat, ik meende;
— van gedachte zijn, van gevoelen of oordeel zijn, oordeelen;
— van zekere gedachte(n) zijn, van dat gevoelen zijn, op die wijze over iets oordeelen;
— naar iemands gedacht({n), naar iemands meening, gevoelen of zienswijze, volgens hetgeen hij denkt of oordeelt;
— -naar alle gedachten, naar alle waarschijnlijkheid, zooals het zich laat aanzien;
— bij zijne gedachte(n) blijven, bij zijne meening of zijn gevoelen blijven, ze niet laten varen;
— in zijne gedachte(n) versterkt worden, in de juistheid of gegrondheid van zijne meening of zijn gevoelen bevestigd worden;
— in gedachten met of van iem. verschillen, andere meeningen hebben of anders over iets denken of oordeelen dan hij;
— tegen zijne gedachten spreken, iets anders zeggen dan hetgeen men over iets denkt;
— iem. tot andere, betere enz. gedachten brengen, hem van het verkeerde van zijne meening of zienswijze overtuigen en zoodoende tot een ander inzicht brengen; (ook) tot inkeer brengen;
— (Zuidn.) iemands meening omtrent hetgeen hem te doen staat, bedoeling, oogmerk gij wilt mij niet verstaan, het is mijne gedachte niet iem. te beletten vreemde talen te leeren;
— de meening, die men aangaande een persoon of eene zaak heeft, waardeering, schatting, dunk: eene goede, slechte, gunstige, ongunstige gedachte (of gedachten) van of over iem. of iets hebben, geven enz.;
— betere gedachten van iem. hebben, te gunstig over hem oordeelen, dan dat men hem tot zoo iets in staat zou achten; eene groote, hooge, kleine, geringe enz. gedachte (of gedachten) van iem. of iets hebben, er een grooten of geringen dunk van hebben, ze hoog of laag schatten, of wel, er zich veel of weinig van voorstellen;
— eene groote of hooge gedachte (of wel, gedachten) van iem. of iets opvatten of vormen, er zich een hoog denkbeeld van maken, er zich veel van gaan voorstellen;
— eene groote. hooge, kleine, geringe enz. gedachte (of wel in het mv. gedachten) van iem. of iets geven, inboezemen, verwekken enz., er een grooten of geringen dunk van doen ontstaan, maken dat men er groote of geringe verwachtingen van koestert;
— zich in iemands goede gedachten aanbevelen, zich in iemands gunstige meening of welwillende gezindheid aanbevelen;
— vermoeden; geen gedachte op iets hebben, er geen vermoeden op hebben;
— de herinnering, het geheugen dat huis gaat nooit uit mijne gedachte. GEDACHTETJE, o. (-s).