GARANDEEREN, (garandeerde, heeft gegarandeerd), borg blijven, staan (voor), waarborgen;
— de Staat heeft eene winst van 5% gegarandeerd, wat aan de 5 perc. mocht ontbreken, wordt door den Staat aangevuld; eene gegarandeerde leening;
— gegarandeerd echt goud, van het merk van echtheid voorzien.