Gepubliceerd op 02-09-2018

Gangbaar

betekenis & definitie

GANGBAAR, bn. (-der, -st), (van geld of geldswaardig papier) geldig als wettig betaalmiddel: Belgische centen zijn hier te lande niet meer gangbaar; (fig.) gangbare munt, (eig. en fig.) overal geldig;

— een karakter dat maatschappelijk niet gangbaar is, dat iem. in de maatschappij doet mislukken. waaraan iedereen zich stoot;
— (w. g.) (van plaatsbiljetten, toegangskaarten enz.) geldig: bij de benefietvoorstelling zijn de abonnementskaarten niet gangbaar;
— (van woorden, zegswijzen, uitdrukkingen, of wel, bij uitbreiding, van de taal waarin zij vervat zijn) algemeen verstaanbaar en in gebruik: is dat nu gezond en gangbaar Hollandsch;
— (veroud.) hij heeft zoo de gaaf niet, om eene bittere waarheid gangbaar te maken, ingang te doen vinden;
— (veroud.) (van verzoeken, beden enz.) geldig, deugdelijk, en daardoor geschikt om aangehoord en gunstig opgenomen te worden;
— (veroud.) (van eene handelwijze) deugdelijk;
— (w. g.) (van koop- of handelswaren) gewild, in trek: op de markt vandaag was het vlas weinig gangbaar;
— (van gevoelens, meeningen, denkbeelden) algemeen heerschend, in omloop: er zijn omtrent de betrekking der gezindheden op den Staat denkbeelden gangbaar van gevaarlijke strekking;
— (van geschriften) in den smaak van het algemeen vallende, in de mode;
— (gew.) (van een weg, een pad) begaanbaar.