FRUITHOORN, m. (-s); (...JAAR, o. (...jaren), het is een goed (slecht) fruitjaar, dit jaar is er veel, goed, (weinig, slecht) fruit;
...JAGER, m. (-s), snelvarend schip in de Middellandsche zee, dat fruit vervoert;
...KELDER, m. (-s);
...KOOPER, m. (-s);
...KOOPMAN m.;
...KOOPVROUW, v.;
...KOOPSTER, v. rs);
...MAND, v. (-en);
...MARKT, v. (-en);
...MES, o. (-sen), zilveren of hoornen mes om fruit te snijden;
...PAN, v. (-nen), braadpan;
...SCHAAL, v. (...schalen);
...SCHAALTJE, o. (-s);
...SCHEPPER, m. (-s), zilveren lepel om fruit op te scheppen;
...SCHILDER, m. (-s);
...SCHOTEL, m. (-s);
...STUK, o. (-ken), schilderij waarop vruchten zijn afgebeeld;
...VEILING, v. (-en);
...VENTER, m. (-s);
...VROUW, v. (-en), vrouw die fruit verkoopt;
— (spr.) hij is er gezien als een rotte appel bij eene fruitvrouw, men ziet hem liever met, dan wel;
...VERKOOPER, m. (-s);
...VERKOOPSTER, v. (-s);
...WINKEL, m.