Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie G
- Gierzeearend
- Gietasphalt
- Gietbad
- Gieteling
- Gietemmer
- Gieten
- Gieter
- Gieterij
- Gietgal
- Gietgat
- Gietklomp
- Gietknop
- Gietloop
- Gietregen
- Gietregenen
- Gietsel
- Gietspanning
- Gietstaal
- Gietster
- Gietstukken
- Giettrechter
- Gietvorm
- Giezen
- Gif
- Gifbeker. gifboom
- Gift
- Giftangel
- Giftbeker
- Giftbrief
- Giftig
- Giftklier
- Giftvrij
- Giftwerend
- Giftwerktuigen
- Gig
- Giga
- Gigant
- Gigantesk. gigantisch
- Gigerl
- Gigo-net
- Gigot
- Gij
- Gijbelen
- Gijgen
- Gijk
- Gijl
- Gijlbier
- Gijlen
- Gijler
- Gijlieden
- Gijlkuip
- Gijman
- Gijn
- Gijnbalk
- Gijp
- Gijpen
- Gijs
- Gijzelaar
- Gijzelen
- Gijzeling
- Gijzelkamer
- Gijzelrecht
- Gika
- Gil
- Gild
- Gildebeker
- Gildebroeder
- Gildedeken
- Gildemaal
- Gilderecht
- Gildeslag
- Gildhoofd
- Gildos
- Gillen
- Giller
- Gilletjes
- Gilling
- Gillingkleed
- Gils
- Gimp
- Ginder
- Ginderheen
- Gindop
- Ginds
- Gindsch
- Gingang
- Ginnegappen
- Ginseng(wortel)
- Ginst
- Ginter
- Gips
- Gipsaarde
- Gipsachtig
- Gipsafdruk
- Gipsen
- Gipsgieter
- Gipsmeel
- Gipsverband
- Gipsy
- Giraffe
