Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie G
- Geloofsverzaking
- Geloofwaardig
- Geloop
- Geloove
- Gelooven
- Geloover
- Geloovig
- Geloovige
- Gelp
- Gelt
- Gelte
- Gelten
- Geltharing
- Gelubd
- Gelubde
- Geluchte
- Geluchten
- Gelui
- Geluid
- Geluidarm
- Geluidbreker
- Geluiddoovend
- Geluidgevend
- Geluidkunde
- Geluidsbron
- Geluidssnelheid
- Geluidstrilling
- Geluier
- Geluimd
- Geluister
- Geluk
- Gelukken
- Gelukkig
- Gelukkigerwijs
- Gelukkigheid
- Geluksbode
- Gelukskans
- Gelukspinnetje
- Geluksrad
- Geluksstaat
- Geluksster
- Geluksvogel
- Gelukszon
- Gelukwensch
- Gelukwenschen
- Gelukzak
- Gelukzalig
- Gelukzalige
- Gelukzaligheid
- Gelukzegger
- Gelukzoeker
- Gelul
- Gelunder
- Gelurk
- Gelusten
- Geluw
- Geluwen
- Gemaai
- Gemaaid
- Gemaakt
- Gemaal
- Gemaan
- Gemacht
- Gemachtigde
- Gemagnetiseerd
- Gemak
- Gemakhuisje
- Gemakkelijk
- Gemakkoffertje
- Gemakzucht
- Gemal
- Gemalied
- Gemalin
- Gemangel
- Gemanierd
- Gemaniëreerd
- Gemanteld
- Gemar
- Gemarineerd
- Gemarmerd
- Gemartel
- Gemaskeerd
- Gemaskerd
- Gemaskerde
- Gematigd
- Gemauw
- Gember
- Gemberbier
- Gemeen
- Gemeenebest
- Gemeengoed
- Gemeenheid
- Gemeenigheid
- Gemeeniteit
- Gemeenlijk
- Gemeenmaking
- Gemeenplaats
- Gemeenschap
- Gemeenschappelijk
- Gemeenschapsgalerij
