Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie E
- Environs
- Enz.
- Eo ipso
- Eocene lagen
- Eosine
- Epacta
- Epaulement
- Epaulet
- Epenthesis
- Epenthetisch
- Ephemeer
- Ephemeriden
- Epheten
- Ephoor
- Epicrise
- Epicurisch
- Epicurisme
- Epicurist
- Epicycloïde
- Epicyclus
- Epidemie
- Epidemisch
- Epidermis
- Epidiascoop
- Epiek
- Epiglottis
- Epigonen
- Epigraaf
- Epigram
- Epigrammatisch
- Epigraphische zijde
- Epileeren
- Epileerpincet
- Epilepsie
- Epilepticus
- Epiloog
- Episch
- Episcopaal
- Episcopaat
- Episcopalen
- Episode
- Episodisch
- Epistel
- Epistelzijde
- Epistylus
- Epitaphium
- Epitheet
- Epithelium
- Epithesis
- Epitheton
- Epizoën
- Epizoötie
- Epopee
- Epoptica
- Epoptisch
- Epoque
- Epos
- Eppe
- Epsomzout
- Equatie
- Equator
- Equilibre
- Equilibrist
- Equinox
- Equinoxiaal
- Equipage
- Equipeeren
- Équipement
- Equivalent
- Equivoque
- Er
- Erachten
- Erbarmelijk
- Erbarmen (zich)
- Erbarming
- Erdschelle
- Erebus
- Erectie
- Ereis
- Eremiet
- Erentfeste
- Erethisme
- Erf
- Erfbezit
- Erfelijk
- Erfenis
- Erfgaaf
- Erfgeld
- Erfgenaam
- Erfgenoot
- Erfgift
- Erfgraf
- Erfhuis
- Erfhuiswijze
- Erfhuur
- Erfkoningschap
- Erfland
- Erflater
- Erfleen
- Erfloos