Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie D
- Doorboren
- Doorborend
- Doorborstelen
- Doorbotten
- Doorbouwen
- Doorbraaf
- Doorbraak
- Doorbraden
- Doorbraken
- Doorbranden
- Doorbrassen
- Doorbreekbaar
- Doorbreien
- Doorbreken
- Doorbrengen
- Doorbrullen
- Doorbuigen
- Doorcijferen
- Doordacht
- Doordampen
- Doordansen
- Doordat
- Doordeelen
- Doordenken
- Doordienen
- Doordoen
- Doordonderen
- Doordooien
- Doordraaien
- Doordragen
- Doordraven
- Doordreggen
- Doordrentelen
- Doordreunen
- Doordribbelen
- Doordrijven
- Doordrijverij
- Doordrillen
- Doordringbaar
- Doordringen
- Doordringend
- Doordrogen
- Doordroog
- Doordroomen
- Doordruipen
- Doordrukken
- Doordruppelen
- Doorduren
- Doordutten
- Doorduwen
- Doordwalen
- Doordwingen
- Doorebben
- Dooreen
- Dooreengooien
- Dooreerlijk
- Dooreggen
- Dooreten
- Doorfietsen
- Doorflikkeren
- Doorflonkeren
- Doorfonkelen
- Doorfourneeren
- Doorgaan
- Doorgaand
- Doorgalmen
- Doorgang
- Doorgangshoogte
- Doorgangshuis
- Doorgeleerd
- Doorgestoken
- Doorgeven
- Doorgieren
- Doorgieten
- Doorgisten
- Doorglanzen
- Doorglijden
- Doorglimmen
- Doorglinsteren
- Doorglippen
- Doorgloeien
- Doorgoed
- Doorgommen
- Doorgooien
- Doorgraven
- Doorgrieven
- Doorgroeid
- Doorgroeien
- Doorgronden
- Doorhaalder
- Doorhaalster
- Doorhagelen
- Doorhakken
- Doorhalen
- Doorhappen
- Doorharken
- Doorheen
- Doorheet
- Doorhelpen
- Doorhijschen
