Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie B
- Beitelen
- Beitelkunst
- Beitelrijs
- Beitelvisch
- Beitelwerk
- Beits
- Beitsen
- Bejaard
- Bejaën
- Bejag
- Bejagen
- Bejammeren
- Bejammerenswaard
- Bejegenen
- Bejo
- Bek
- Bek-af
- Bekaaid
- Bekabbelen
- Bekaden
- Bekakken
- Bekalken
- Bekalkingsmethode
- Bekallen
- Bekamen
- Bekampen
- Bekanen
- Bekappen
- Bekbindsel
- Bekeerde
- Bekeeren
- Bekeeringsijver
- Bekeerlijk
- Bekeerling
- Bekeeuwen
- Bekel
- Bekend
- Bekende
- Bekendheid
- Bekendmaken
- Bekendmaker
- Bekendstaan
- Bekendstellen
- Bekendwording
- Bekennen
- Bekentenis
- Beker
- Bekercellen
- Bekercelpoliepen
- Bekeren
- Bekerglas
- Bekerhouten
- Bekermen
- Bekermos
- Bekerpaddenstoel
- Bekerplant
- Bekervorm
- Bekervrucht
- Bekerzwam
- Bekeurde
- Bekeurder
- Bekeuren
- Bekfluit
- Bekiezelen
- Bekijk
- Bekijken
- Bekijven
- Bekje
- Bekken
- Bekkeneel
- Bekkeneelberg
- Bekkeneelnaad
- Bekkengordel
- Bekkenist
- Bekkenmeter
- Bekkenslag
- Bekkenslager
- Bekkentrekken
- Bekkentrekker
- Bekkesnijden
- Bekkesnijder
- Bekkig
- Beklaagde
- Beklaaglijk
- Bekladden
- Bekladder
- Bekladderen (zich)
- Beklag
- Beklagboek
- Beklagen
- Beklagenswaard
- Beklager
- Beklampen
- Beklamping
- Beklant
- Beklanten
- Beklappen
- Beklapper
- Beklauteren
- Bekleeden