Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie A
- Afschrikken
- Afschrikwekkend
- Afschrobben
- Afschroeien
- Afschroeven
- Afschubben
- Afschudden
- Afschudder
- Afschuieren
- Afschuimen
- Afschuimer
- Afschuimlepel
- Afschuin ing
- Afschuinen
- Afschuiven
- Afschuiving
- Afschuren
- Afschutsel
- Afschutten
- Afschutting
- Afschuurder
- Afschuursel
- Afschuw
- Afschuwbaar
- Afschuwelijk
- Afschuwelijkheid
- Afschuwwekkend
- Afseinen
- Afseizen
- Afsijpelen
- Afsijperen
- Afsingelen
- Afsjorren
- Afsjouwen
- Afslaan
- Afslachten
- Afslag
- Afslagbank
- Afslagdraad
- Afslager
- Afslaven
- Afslechten
- Afslechthamer
- Afsleepen
- Afsleeper
- Afsleeping
- Afslenteren
- Afslepen
- Afsleuren
- Afslibben
- Afslibberen
- Afslieren
- Afslijpen
- Afslijper
- Afslijpsel
- Afslijten
- Afslijter
- Afslingeren
- Afslippen
- AFSLOBBEREN
- AFSLOFFEN
- AFSLONZEN
- AFSLONZER
- AFSLOOPEN
- AFSLOOTEN
- AFSLORPEN
- AFSLOVEN
- AFSLOVING
- AFSLUIPEN
- AFSLUITDAM
- AFSLUITDUIKER
- AFSLUITEN
- AFSLUITER
- AFSLUITING
- AFSLUITINGSDEELEN
- AFSLUITINGSHEK
- AFSLUITINGSSTELSEL
- AFSLUITKADE
- AFSLUITPREMIE
- AFSLURPEN
- AFSMAKKEN
- AFSMALLEN
- AFSMEDEN
- AFSMEEKEN
- AFSMELTEN
- AFSMEREN
- AFSMETTEN
- AFSMIJTEN
- AFSMOKKELEN
- AFSNAUW
- AFSNAUWEN
- AFSNAUWER
- AFSNEDE
- AFSNELLEN
- AFSNIJDEN
- AFSNIJDER
- AFSNIJDING
- AFSNIJDSEL
- AFSNIJHOUT
- AFSNIJSCHAAR
