Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie P
- Prammen
- Prang
- Prangen
- Pranger
- Pranghout
- Prat
- Pratatief
- Praten
- Prater (1)
- Prater (2)
- Praterij
- Pratersbaas
- Pratten
- Pratziekte
- Prauw
- Prauwenveer
- Prauwloon
- Praxis
- Prazelen
- Pré
- Preadamieten
- Préadvies
- Préalabel
- Préambule
- Préambuleeren
- Prebende
- Prebendeeren
- Precair
- Precautie
- Precaveeren
- Precedeeren
- Precedent
- Precedentie
- Preceptor
- Precies
- Precieus
- Preciosa
- Precipitaat
- Precipitato (it.)
- Precipiteeren
- Preciseeren
- Precisie
- Precisione (it.)
- Preclusief
- Preconisatie
- Preconisëeren
- Predestinatie
- Predestineeren
- Predicaat
- Predictie
- Predikambt
- Predikant
- Predikantenblad
- Predikantsplaats
- Predikatie
- Predikbeurtenblad
- Predikdienst
- Prediken
- Prediker
- Predikheer
- Predikstoel
- Predilectie
- Predisponeeren
- Predispositie
- Predominatie
- Predomineeren
- Preek
- Preekbeurt
- Preeken
- Preekenmaker
- Preeker
- Preekheer
- Preekheerenklooster
- Preekmanier
- Preëminent
- Preëminentie
- Preeuwen
- Preëxistentie
- Prefatie
- Prefect
- Prefectuur
- Preferabel
- Prefereeren
- Preferent
- Preferentie
- Prei
- Preibed
- Prejudice
- Prejudicieeren
- Prejugé
- Prelaat
- Preleveeren
- Preliminair
- Preliminairen
- Prelude
- Preludeeren
- Preludio (it.)
- Preludium
- Prematuriteit
- Prematuur
