Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie K
- Krokkeling
- Krokodil
- Krokodillendooder
- Krokodillenwachter
- Krokus
- Krokusbloem
- Krol (1)
- Krol (2)
- Krol (3)
- Krollen
- Krollig
- Krolneut
- Krolsch
- Krolsteen
- Krolziek
- Krolziekte (1)
- Krolziekte (2)
- Krom
- Kromachtig
- Krombeen
- Krombek
- Krombekkig
- Krombekstrandlooper
- Krombladig
- Krombuigen
- Kromgevingerd
- Kromgroeien
- Kromhals (1)
- Kromhals (2)
- Kromhalzig
- Kromheid
- Kromhoren
- Kromhoutsgast
- Kromliggen
- Kromlijnig
- Kromloopen
- Kromme (1)
- Kromme (2)
- Krommen
- Krommer
- Krommerplaat
- Krommes
- Kromnervig
- Kromneus
- Kromp
- Krompasser
- Kromprater
- Kromsluiten
- Kromsnavel
- Kromspreken
- Kromstaart
- Kromstaf
- Kromstelig
- Kromsteven
- Kromtaal
- Kromtalen
- Kromte
- Kromtong
- Kromtongen
- Kromtongig
- Kromtrekken
- Kromvoet
- Kromzaag
- Kromzwaard
- Kronen
- Kronengoud
- Kroniek
- Kroniekachtig
- Kroniekblad
- Kroniekschrijver
- Kronieksgewijze
- Kroningseed
- Kronkel
- Kronkelachtig
- Kronkeldarm
- Kronkeldarmscheel
- Kronkelen
- Kronkelend
- Kronkelig
- Kronkelpad
- Kroon
- Kroonaanbieding
- Kroonader
- Kroonbeen
- Kroonbloemig
- Kroonboog
- Kroonduif
- Kroonerwt
- Kroonglas
- Kroonkandelaar
- Kroonrad
- Kroonswijze
- Kroontje
- Kroontjeskruid
- Kroonui
- Kroonvormig
- Kroonwerk
- Kroos (1)
- Kroos (2)
- Kroos (3)