Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie K
- Kortweg
- Kortwiek
- Kortwieken
- Kortwiekigen
- Kortzaag
- Kortzicht
- Kortzichtig
- Korund
- Korvee
- Korven
- Korvet
- Korvetbrik
- Korzel
- Korzelhoofd
- Korzelhoofdig
- Kos(s)ong
- Koscher
- Kossem
- Kost
- Kostabelskamer
- Kostbaar
- Kostbaarheid
- Kostbaas
- Kostelijk
- Kostelijkheid
- Kosteloos
- Kosten
- Kostend
- Koster
- Kosteres
- Kosterij
- Kosterin
- Kostersambt
- Kosterschap
- Kostersplaats
- Kostganger
- Kostgast
- Kostjuffer
- Kostkruid
- Kostleerling
- Kostschip
- Kostscholier
- Kostschoolhouder
- Kostuum
- Kostuumknippen
- Kostvrij
- Kostvrouw
- Kot
- Kotelet
- Koteren
- Koterhaak
- Koterij
- Kotsen
- Kotter
- Kou
- Koubeitel
- Koublekken
- Koud
- Koudachtig
- Koudbloedigen
- Koudbloedpaard
- Koudbreukig
- Koude
- Koudekeuken
- Koudemeter
- Koudeschaal
- Koudheid
- Koudmaken
- Koudmakend
- Koudslager
- Koudvochtig
- Koudvuur
- Koudwaterbad
- Koudwaterbehandeling
- Koudwaterinrichting
- Koudweg
- Koukleum
- Koukrimpen
- Kous
- Kouscher
- Kouseband
- Kousenbreier
- Kousenvoeten
- Kousenvorm
- Kousjesbrander
- Kout
- Kouten
- Kouter (1)
- Kouter (2)
- Kouter (3)
- Kouterhoofd
- Kouw
- Kouwelijk
- Kouwolken
- Kovel
- Koyang
- Kozak
- Kozakkendans
- Kozijn (1)
- Kozijn (2)
