Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie H
- Herderinnenhoed
- Herderlijk
- Herderloos
- Herdersambt
- Herdisconto
- Herdoen
- Herdoop
- Herdoopen
- Herdruk
- Herdrukken
- Hereditair
- Hereenen
- Hereenigbaar
- Hereenigen
- Hereenigingspunt
- Hereisch
- Hereischen
- Heremiet
- Herenten
- Herero
- Heresie
- Herexamen
- Herfst
- Herfstachtig
- Herfstavond
- Herfstdraad
- Herfstgentiaan
- Herfstig
- Herfstkaas
- Hergaan
- Hergeven
- Hergieten
- Hergroeien
- Hergroenen
- Herhaald
- Herhalen
- Herhaling
- Herhalingsgetal
- Herhalingsles
- Herijk
- Herijken
- Herik
- Herinneren
- Herinnering
- Herinneringsbeeld
- Herinneringsvermogen
- Herkauwen
- Herkenbaar
- Herkennen
- Herkenning
- Herkeuren
- Herkiesbaar
- Herkiezen
- Herkleeden (zich)
- Herkomen
- Herkomst
- Herkomstig
- Herkoop
- Herkrijgen
- Herkruist
- Herlaar
- Herleeren
- Herleidbaar
- Herleiden
- Herleven
- Herlezen
- Hermaken
- Hermalen
- Hermandad (sp.)
- Hermaphrodiet
- Hermelijn
- Hermelijnbont
- Hermelijnen
- Hermelijnsvel
- Hermelijnvlinder
- Hermelijnvlokje
- Hermen
- Hermeneutiek
- Hermes
- Hermeszuil
- Hermeten
- Hermetisch
- Hermitage
- Hermoes
- Hermunten
- Hernemen
- Hernhutter
- Hernieuwen
- Hernummeren
- Heroën
- Heroïek
- Heroïsme
- Heropenen
- Heros (gr.)
- Heroveraar
- Heroveren
- Herpakken
- Herpes
- Herplaatsen
- Herplanten