Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie B
- Beschermeling
- Beschermen
- Beschermengel
- Beschermer
- Beschermgeest
- Beschermheer
- Beschermheerschap
- Beschermheilige
- Bescherming
- Beschieten
- Beschieter
- Beschieting
- Beschijnen
- Beschijten
- Beschik
- Beschikal
- Beschikbaar
- Beschikken
- Beschikking
- Beschilderen
- Beschimmeld
- Beschimmelen
- Beschimpen
- Beschoeien
- Beschonken
- Beschoren
- Beschot
- Beschotwerk
- Beschouwelijk
- Beschouwen
- Beschouwenswaardig
- Beschouwer
- Beschouwing
- Beschreien
- Beschreienswaard
- Beschreier
- Beschrijden
- Beschrijven
- Beschrijvend
- Beschrijving
- Beschrijvingsbiljet
- Beschrijvingsbrief
- Beschrobben
- Beschroomd
- Beschuit
- Beschuitbakker
- Beschuitblik
- Beschuitbol
- Beschuitbolder
- Beschuitje
- Beschuitkruimel
- Beschuldigde
- Beschuldigen
- Beschuldiging
- Beschutsel
- Beschutten
- Beschutter
- Besef
- Beseffeloos
- Beseffen
- Besheide
- Besingelen
- Besje
- Besjeshuis
- Beslaan
- Beslaanlat
- Beslabberaar
- Beslabberen
- Beslag
- Beslagbak
- Beslagband
- Beslagbijl
- Beslagbok
- Beslagen
- Beslaggereedschap
- Beslagkuip
- Beslaglegger
- Beslaglijn
- Beslagwerk
- Beslapen
- Beslechten
- Beslechter
- Besleepen
- Beslepen
- Beslibben
- Beslijken
- Beslijpen
- Beslikt
- Beslissen
- Beslissend
- Beslissing
- Beslist
- Beslommeren
- Beslommering
- Beslonsd
- Beslooten
- Besloten
- Besluipen
- Besluit
- Besluiteloos
