DOORGLOEIEN, (gloeide door, heeft en is doorgegloeid), voortdurend gloeien; door iets heen gloeien; door en door gloeien; door aanhoudend gloeien stukraken: de kachel is geheel doorgegloeid;
—, (doorgloeide, heeft doorgloeid), met een gloed vervullen blinkend blauwe baren, van zonnegoud doorgloeid; (fig.) dit gevoel doorgloeide mij het hart.